bezwaarde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·zwaar·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bezwaren |
bezwaarde
- enkelvoud verleden tijd van bezwaren
- Ik bezwaarde.
- Jij bezwaarde.
- Hij, zij, het bezwaarde.
- Ik bezwaarde.
- verbogen vorm van bezwaard, voltooid deelwoord van bezwaren
Bijvoeglijk naamwoord
bezwaarde
- verbogen vorm van de stellende trap van bezwaard