bewegte
Duits
Woordafbreking
- be·weg·te
Woordherkomst en -opbouw
- Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel be-
Werkwoord
bewegte
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bewegen
bewegte
- derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bewegen
- «Die Flagge des Landes Brandenburg bewegte sich im Wind.»
- De vlag van het bondsland Brandenburg wapperde in de wind.
- «Die Flagge des Landes Brandenburg bewegte sich im Wind.»
Afgeleide begrippen
- bewegte sich
Werkwoord
bewegte
- eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van bewegen
bewegte
- derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van bewegen
Afgeleide begrippen
- bewegte sich