Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beu·lin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beulin beulinnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de beulinv

  1. vrouwelijke beul; zeer wrede vrouw
  2. vrouw van de beul

Gangbaarheid

33 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen