betekenisloosheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·te·ke·nis·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord betekenisloosheid betekenisloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de betekenisloosheidv

  1. het betekenisloos zijn
    • De betekenisloosheid van het amusementsprogramma maakte het programma niet minder amusant. 
Synoniemen
  1. leegheid, nonsense, onzin

Gangbaarheid