Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ta·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord betaler betalers
verkleinwoord betalertje betalertjes

Zelfstandig naamwoord

de betalerm

  1. iemand die betaalt
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ta·ler
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 746

Werkwoord

betaler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van betale
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   betaler     betaleren     betalere     betalerne  
genitief   betalers     betalerens     betaleres     betalernes  

Zelfstandig naamwoord

betaler

  1. betaler
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • en dårlig betaler
een wanbetaler

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ta·ler
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 724

Werkwoord

betaler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van betale
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   betaler     betaleren     betalere     betalerne  
genitief   betalers     betalerens     betaleres     betalernes  

Zelfstandig naamwoord

betaler

  1. betaler
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • en sikker betaler
een veilige betaler
Opmerkingen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ta·ler

Werkwoord

betaler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van betala
Schrijfwijzen

Werkwoord

betaler

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van betale
Schrijfwijzen