Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·taal·ter·mijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord betaaltermijn betaaltermijnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de betaaltermijnm

  1. (tijdrekening) (economie) de tijd die men heeft om een rekening te betalen
     Grote bedrijven moeten hun leveranciers in het midden- en kleinbedrijf (mkb) sneller gaan betalen. Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken) en minister Dekker (Rechtsbescherming) willen de wettelijke betaaltermijn verkorten van zestig naar dertig dagen.[2]
     "We moeten na de kerstvakantie verder zien. Als het een strenge winter wordt, staan we alsnog te kijken. We hebben in de bouw bovendien te maken met een betaaltermijn van 60 dagen", zegt De Rijk. "In januari en februari merk je dus pas écht dat het geld niet binnenkomt."[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Kabinet: grote bedrijven moeten hun leveranciers binnen dertig dagen betalen” (Maandag 8 juni 2020, 20:16), NOS
  3.   Weblink bron “Ondernemers matig positief over hogere PFAS-norm, bouwers beklagen 'verloren jaar'” (Vrijdag 29 november 2019, 13:01), NOS