Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·stormt

Werkwoord

vervoeging van
bestormen

bestormt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestormen
    • Jij bestormt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestormen
    • Hij bestormt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bestormen
    • Bestormt!