Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·stem·de voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorbestemmen

bestemde voor

  1. enkelvoud verleden tijd van voorbestemmen
    • Ik bestemde voor. 
    • Jij bestemde voor. 
    • Hij, zij, het bestemde voor. 


Gangbaarheid