Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·steel

Werkwoord

vervoeging van
bestelen

besteel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestelen
    • Ik besteel. 
  2. gebiedende wijs van bestelen
    • Besteel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bestelen
    • Besteel je?