Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·spie·ge·laar
Woordherkomst en -opbouw

Naamwoord van handeling van bespiegelen met het achtervoegsel -aar

enkelvoud meervoud
naamwoord bespiegelaar bespiegelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bespiegelaarm

  1. iemand die een bepaalde zaak nog eens (laat) overdenken
    •  

Gangbaarheid