Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·spaar·de

Werkwoord

vervoeging van
besparen

bespaarde

  1. enkelvoud verleden tijd van besparen
    • Ik bespaarde. 
    • Jij bespaarde. 
    • Hij, zij, het bespaarde. 
  2. verbogen vorm van bespaard, voltooid deelwoord van besparen