Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roes

Werkwoord

vervoeging van
beroezen

beroes

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beroezen
    • Ik beroes. 
  2. gebiedende wijs van beroezen
    • Beroes! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beroezen
    • Beroes je? 

Gangbaarheid