Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roert

Werkwoord

vervoeging van
beroeren

beroert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beroeren
    • Jij beroert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beroeren
    • Hij beroert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beroeren
    • Beroert!