Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roer·de

Bijvoeglijk naamwoord

beroerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van beroerd

Werkwoord

vervoeging van
beroeren

beroerde

  1. enkelvoud verleden tijd van beroeren
    • Ik beroerde. 
    • Jij beroerde. 
    • Hij, zij, het beroerde. 
  2. verbogen vorm van beroerd, voltooid deelwoord van beroeren