beroepsvervoerder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roeps·ver·voer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beroepsvervoerder beroepsvervoerders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de beroepsvervoerderm

  1. (beroep) iemand die voor zijn boterham goederen vervoert

Gangbaarheid