beroepsleven

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  beroepsleven    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• be·roeps·le·ven

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  beroep zn  en  leven zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	beroepsleven	beroepslevens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het beroepsleven o

1. dat deel van iemands leven dat te maken heeft met het werk dat men verricht

   ▸ Omdat ook nauwgezet aantekening werd gemaakt van veranderingen in het beroepsleven van de proefkonijnen, had ik trouwhartig gemeld dat mijn nieuwe roman af was, en dat ik zou proberen de alcoholische feestelijkheden eromheen tot een minimum te beperken.

   ▸ Bram Moszkowicz begint zijn tweede beroepsleven in de politiek. De voormalige topadvocaat is sinds vandaag partijleider van VoorNederland (VNL). "Ik ben bevrijd van de angst om te vallen en bevrijd van de angst om door de media neergesabeld te worden", zei hij bij zijn presentatie.

Synoniemen

• loopbaan

Vertalingen

    1. dat deel van iemands leven dat te maken heeft met het werk dat men verricht   

Engels: active life (en), working life (en), professional society (en), professional life (en)

Gangbaarheid

• Het woord beroepsleven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.