Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ri·be·ri
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘ziekte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1661 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord beriberi beriberi's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de beriberiv / m

  1. (medisch) ziekte veroorzaakt door een tekort aan vitamine B1 (thiamine)
Vertalingen

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen