Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·reik·baar·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bereikbaarheid bereikbaarheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bereikbaarheidv

  1. het haalbaar zijn van iets
  2. de mogelijkheid bij iets of bij iemand te komen.
    • De bereikbaarheid van de De Erasmus Universiteit Rotterdam is met de fiets, het openbaar vervoer en met de auto goed. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid