Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·re·gelt

Werkwoord

vervoeging van
beregelen

beregelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beregelen
    • Jij beregelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beregelen
    • Hij beregelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beregelen
    • Beregelt! 

Gangbaarheid