Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·red·der·de

Werkwoord

vervoeging van
beredderen

beredderde

  1. enkelvoud verleden tijd van beredderen
    • Ik beredderde. 
    • Jij beredderde. 
    • Hij, zij, het beredderde. 
  2. verbogen vorm van beredderd, voltooid deelwoord van beredderen