Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ra·den·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beradenheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de beradenheidv

  1. de mate waarin men zonder aarzelen handelt
     Oestinja was nors en nuchter op het venijnige af, maar koppelde aan die beradenheid een fantasie die op het vlak van bijgeloof geen grenzen kende.[2]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen