Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·pant·ser·den

Werkwoord

vervoeging van
bepantseren

bepantserden

  1. meervoud verleden tijd van bepantseren
    • Wij bepantserden. 
    • Jullie bepantserden. 
    • Zij bepantserden. 

Gangbaarheid