Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·oor·de·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beoordelen
beoordeelde
beoordeeld
zwak -d volledig

Werkwoord

beoordelen

  1. overgankelijk tot een oordeel komen over iets
    • Dat kan ik echt niet beoordelen. 
     `Heeft het hotel een nieuwe eigenaar?' vroeg ik.
    `Onlangs is Grand Hotel Europa overgegaan in Chinese handen,'zei hij. 'De nieuwe eigenaar heet meneer Wang. Het gaat om een recente ontwikkeling die we op dit moment onmogelijk kunnen beoordelen.
    [1]
     Omdat ze moeite had om haar glimlach te onderdrukken, veinsde ze opperste concentratie tijdens het beoordelen van de verkeerssituaties.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
  2. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be