Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·oogt

Werkwoord

vervoeging van
beogen

beoogt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beogen
    • Jij beoogt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beogen
    • Hij beoogt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beogen
    • Beoogt!