beoogde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·oog·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beogen |
beoogde
- enkelvoud verleden tijd van beogen
- Ik beoogde.
- Jij beoogde.
- Hij, zij, het beoogde.
- Ik beoogde.
- verbogen vorm van beoogd, voltooid deelwoord van beogen
- ▸ De guitige uitdrukking op haar gezicht was gespeeld, maar bereikte wel het beoogde effect.[1]
Verwijzingen
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2