bemuurt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·muurt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bemuren |
bemuurt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemuren
- Jij bemuurt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bemuren
- Hij bemuurt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bemuren
- Bemuurt!
Gangbaarheid
- Het woord 'bemuurt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.