bemoederen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bemoederen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·moe·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
bemoederen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bemoederen |
bemoederde |
bemoederd |
zwak -d | volledig |
- (te) bazig en zorgend optreden
- Ze keek van me weg. Ik wist wat ze dacht: waarom heb jij toch altijd de pretentie om alles beter te weten en mij te bemoederen? Maar ze hield haar mond, want voor je het wist was er ruzie. Ze kon niet tegen ruzie. Er waren genoeg ruzies in haar leven geweest.[2]
- Het is een delicate evenwichtsoefening: willen bemoederen zonder bemoeizuchtig over te komen. ‘Veel hangt af van hun voorgeschiedenis en de huidige gezinssituatie. Was de ouder-kindrelatie al hecht of niet? Heeft het kind intussen een partner en een eigen gezin? Bij alleenstaande of gescheiden kinderen is de betrokkenheid van ouders doorgaans groter.’ [3]
- ▸ Door de complete stilte die er in de woonkamer hing klonken de woorden onevenredig beschuldigend, bemoederend en vooral luid.[4]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bemoederen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bemoederen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Majeau, OlgaEen schitterend isolement [2015] ISBN 978-90-214-5780-2 pagina
- ↑ Tubantia ZATERDAG 7 OKTOBER 2017
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be