Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·min·ne·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen beminnelijk beminnelijker beminnelijkst
verbogen beminnelijke beminnelijkere beminnelijkste
partitief beminnelijks beminnelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

beminnelijk

  1. (van personen) aardig in de omgang
    • Mijn beminnelijke buurmeisje groette me vrolijk. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be