Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·le·vert

Werkwoord

vervoeging van
beleveren

belevert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beleveren
    • Jij belevert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beleveren
    • Hij belevert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beleveren
    • Belevert! 

Gangbaarheid