Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·le·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
belegeren
belegerde
belegerd
zwak -d volledig

Werkwoord

belegeren

  1. overgankelijk met een leger omsingeld houden
    • Leningrad werd gedurende vele maanden belegerd door de Duitse troepen. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen