Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·lan·gen·club
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord belangenclub belangenclubs
verkleinwoord belangenclubje belangenclubjes

Zelfstandig naamwoord

de belangenclubv / m

  1. een al of niet georganiseerde groep mensen, met een gemeenschappelijk doel, en dat doel actief nastreven
     Maar je moet je afvragen of die nieuwe regering niet simpelweg heel vrouwelijk (in het Spaans: feminina) is, en niet zozeer feministisch", zegt Ana Maria Conte van een belangenclub voor vrouwelijke ondernemers, Mujer Emprendedora.[1]
     De belangenclub van projectontwikkelaars Neprom spreekt van 'paniekvoetbal'. Projecten die al langere tijd op stapel staan moeten ingrijpend worden herzien.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Nieuw Spaans kabinet met recordaantal vrouwen” (06-06-2018), NOS
  2.   Weblink bron “Bouwwereld slaat alarm over 'overhaast' aardgasverbod” (16-05-2018), NOS