Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bek·schurft
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bekschurft -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bekschurft v / m / o

  1. (medisch) virusziekte bij schapen, gekenmerkt door korstvorming op de lippen en het tandvlees

Gangbaarheid