Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·koe·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

bekoelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bekoelen
bekoelde
bekoeld
zwak -d volledig
  1. (figuurlijk) koel worden, rustiger worden
    • Een Europees leger is er nog lang niet. Maar nu de relatie met de VS lijkt te bekoelen, is er meer bereidheid tot militaire samenwerking.[2]  
    • Terwijl de SP geen enkele moeite doet om minder mensen afhankelijk te maken van uitkeringen, Nederland te laten profiteren van de voordelen van de Europese samenwerking, de krappe arbeidsmarkt iets te bekoelen door Oost-Europese werknemers toe te laten of daadwerkelijk iets te dóen voor de mensen in wijken als Slotervaart, zijn dát juist de punten waar de kracht van de PvdA kan liggen. [3] 
  2. minder heftig worden van een liefdesrelatie
     'Toch meen ik gehoord te hebben dat ze ooit hebben gewedijverd om de gunsten van prins Henry.'De graaf bette elegant zijn rode lippen. 'Dat ze hebben geprobeerd zijn liefde voor prinses Elfilda te doen bekoelen.'[4]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Stephane Alonso 6 maart 2017
  3. NRC Michiel Emmelkamp 4 juni 2008
  4. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be