bekleedde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·kleed·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bekleden |
bekleedde
- enkelvoud verleden tijd van bekleden
- Ik bekleedde.
- Jij bekleedde.
- Hij, zij, het bekleedde.
- Ik bekleedde.
vervoeging van |
---|
bekleden |
bekleedde