bekladden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·klad·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bekladden |
bekladde |
beklad |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bekladden [2]
- overgankelijk op lelijke wijze iets met verf, modder of graffiti bedekken
- Alle viaducten en muren waar je in de trein langsrijdt, zijn beklad door de spuitbussencultuur.
- overgankelijk, (figuurlijk) iemands goede naam schaden
- Hij werd beklad met allerlei verdraaiingen, halve waarheden en grove leugens.
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. op lelijke wijze iets met verf, modder of graffiti bedekken
2. iemands goede naam schaden
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bekladden |
bekladden
- meervoud verleden tijd van bekladden
- Wij bekladden.
- Jullie bekladden.
- Zij bekladden.
- Wij bekladden.
Gangbaarheid
- Het woord bekladden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekladden" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ bekladden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be