bekeuren
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
bekeuren | bekeurend |
bekeuring | bekeurd |
Uitspraak
Woordafbreking
- be·keu·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verbaliseren’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Afgeleid van keur met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bekeuren |
bekeurde |
bekeurd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bekeuren
- overgankelijk het opleggen van een boete voor een wetsovertreding
- Hij werd bekeurd voor het rijden door een rood licht.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bekeuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bekeuren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "bekeuren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be