Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·hoor·den

Werkwoord

vervoeging van
behoren

behoorden

  1. meervoud verleden tijd van behoren
    • Wij behoorden. 
    • Jullie behoorden. 
    • Zij behoorden. 
     Deze landen behoorden namelijk tot de nieuwe bestemmingen in de reismarkt.[1]

Verwijzingen