Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·heert

Werkwoord

vervoeging van
beheren

beheert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beheren
    • Jij beheert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beheren
    • Hij beheert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beheren
    • Beheert!