beheersen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·heer·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beheersen |
beheerste |
beheerst |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
beheersen
- overgankelijk meester zijn over, het gezag uitoefenen over
- Hij weet zijn gevoelens heel goed te beheersen.
- ▸ Eén ding dat mijn stadse leven had beheerst was ik al helemaal kwijt: mijn gevoel voor tijd.[1]
- ▸ De eindstrijd, de laatste stormloop. Hierin zou het lot van volkeren in een bikkelharde strijd worden beslist. Het ging erom wie de wereld zou beheersen.[2]
- wederkerend de baas zijn over zichzelf
- ▸ Ze wilde glimlachen om deze ontdekking, maar wist zichzelf te beheersen.[3]
- overgankelijk volledig verstaan
- De student beheerst de leerstof.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. meester zijn, het gezag uitoefenen
2. verstaan
Gangbaarheid
- Het woord beheersen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beheersen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be