begoochelen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: begoochelen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·goo·che·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
begoochelen |
begoochelde |
begoocheld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
begoochelen
- overgankelijk iemand in een waan brengen
- Hij liet zich niet begoochelen door alle schone praat en stelde een paar harde vragen.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord begoochelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.