Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • been·vis·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen beenvisachtig
verbogen beenvisachtige
partitief beenvisachtigs

Bijvoeglijk naamwoord

beenvisachtig

  1. (dierkunde) behorend tot de superklasse beenvisachtigen, Osteichthyes  , geschubde zeedieren met echte botten
     Met moderne technologieën zijn de geheimen die deze schedel herbergt nu ontrafelt. En de vis blijkt dus twee gezichten te hebben: beenvisachtig en kraakbeenvisachtig.[1]
Antoniemen
Opmerkingen
  • De gewervelde landdieren stammen af van geschubde zeedieren met echte botten en zijn in dat opzicht dus beenvisachtig, maar deze aanduiding is in het taalgebruik niet gangbaar voor landdieren.
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Caroline Kraaijvanger
    “Haaien zijn niet zo primitief als gedacht” (13 januari 2015) op scientias.nl