beeldscherm is nummer 1 op dit plaatje

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beeld·scherm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beeldscherm beeldschermen
verkleinwoord beeldschermpje beeldschermpjes

Zelfstandig naamwoord

het beeldschermo

  1. een scherm waarop een beeld geprojecteerd wordt
    • Het beeldscherm waar u nu naar kijkt wordt aangestuurd door uw computer of andere informatiedrager. 
     Haar spieren deden bij elke beweging pijn en haar hoofd kon er elk moment afvallen of exploderen. Het gevolg van een nacht naar het beeldscherm turen.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen