beduchtte

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  beduchtte    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• be·ducht·te

Werkwoord

vervoeging van
beduchten

beduchtte

1. enkelvoud verleden tijd van beduchten
   

   • Ik beduchtte. 
     
   • Jij beduchtte. 
     
   • Hij, zij, het beduchtte. 

Gangbaarheid

• Het woord 'beduchtte' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.