Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·drup·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

bedruppen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bedruppen
bedrupte
bedrupt
zwak -t volledig
  1. druppelsgewijze bevochtigen
     Die fijne heerlijke waanzinnig lekkere kropsla echter, bedruppel je eerst met olie en dan met deze dressing.[2]
     Snij de aardappels in plakjes, leg een laag plakjes op de bodem van de schaal, bedruppel met de dressing, weer laag aardappelplakjes en weer bedruppelen.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Kleed de sla mooi aa” (17 jul. 2014), De Telegraaf
  3.   Weblink bron “Aardappelen met kappers en sinaasappel” (21 jul. 2014), De Telegraaf
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be