bedrijfsvakantie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·drijfs·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedrijfsvakantie | bedrijfsvakanties |
verkleinwoord | bedrijfsvakantietje | bedrijfsvakantietjes |
Zelfstandig naamwoord
de bedrijfsvakantie v
- periode dat een bedrijf gesloten is in de vakantieperiode
- vakantie waarbij de werknemers van een bedrijf samen op vakantie gaan
Synoniemen
- [2] bedrijfsuitje
Gangbaarheid
- Het woord bedrijfsvakantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.