Nederlands

 
bedrijfsplan
Uitspraak
Woordafbreking
  • be·drijfs·plan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bedrijfsplan bedrijfsplannen
verkleinwoord bedrijfsplannetje bedrijfsplannetjes

Zelfstandig naamwoord

het bedrijfsplano

  1. beschrijving wat men als bedrijf wil bereiken en hoe men dat denkt te bereiken
     Hij voelde zich buiten niet veilig en kon niet meer op zichzelf wonen. Drones bouwen was altijd al een hobby van hem. Bij Toolbox kreeg hij de begeleiding die hij nodig had om een bedrijfsplan te schrijven. Vandaag, een jaar later, opent hij zijn drone-racebaan.[2]
     De komende drie maanden zal FrieslandCampina kijken naar de eigen plannen en doorgaan met de uitvoering daarvan. "Maar we zijn wel een bedrijf en onze plannen zijn concurrentiegevoelig. Ons bedrijfsplan volledig in de openbaarheid brengen is niet de juiste weg."[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Jozephine Trehy
    “Van PTSS-patiënt naar eigenaar van een drone-racebaan” (zaterdag 10 maart 2018), NOS
  3.   Weblink bron “Ultimatum Milieudefensie staat voor meer, want 'bij Shell begon het ook met een brief'” (Donderdag 13 januari 2022), NOS