Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dreigt

Werkwoord

vervoeging van
bedreigen

bedreigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedreigen
    • Jij bedreigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedreigen
    • Hij bedreigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bedreigen
    • Bedreigt!