Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·doelt

Werkwoord

vervoeging van
bedoelen

bedoelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedoelen
    • Jij bedoelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedoelen
    • Hij bedoelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bedoelen
    • Bedoelt! 
     Ik begrijp inderdaad wat je bedoelt, lieverd.[1]

Verwijzingen