Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·dis·cus·si·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
bediscussiëren

bediscussieerde

  1. enkelvoud verleden tijd van bediscussiëren
    • Ik bediscussieerde. 
    • Jij bediscussieerde. 
    • Hij, zij, het bediscussieerde. 
  2. verbogen vorm van bediscussieerd, voltooid deelwoord van bediscussiëren