Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bed·den·zak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beddenzak beddenzakken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de beddenzakm

  1. een stevige met zacht materiaal gevulde zak die men kan gebruiken als bed
    • De Ruyter en medestanders gooiden met veren en buskruit gevulde beddenzakken als brandbommen naar beneden. [2] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen